-
1 go on
doorgaango on1 voortgaan/duren 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ doorgaan (met), aanhouden3 verstrijken ⇒ verlopen, voorbijgaan7 schelden ⇒ uitvaren, tekeergaan♦voorbeelden:1 he went on to say that • hij zei vervolgens/voegde er nog aan toe dat5 what's going on? • wat is er aan de hand?what goes on? • wat scheelt je?, wat is er?be going on for eighty • tegen de tachtig lopengo on (with you)! • ach man!, ga toch fietsen!II 〈werkwoord + voorzetsel〉1 zich baseren op ⇒ afgaan op, zich laten leiden door♦voorbeelden:————————go onbesteed worden/gespendeerd worden aan————————go on -
2 let out at someone
let out at someone -
3 let out
vrijlaten; kledingstuk verruimenlet out♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 laten uitlekken ⇒ verklappen, openbaar maken, bekendmaken3 laten ontsnappen ⇒ vrijlaten, laten gaan♦voorbeelden: -
4 go on at someone
go on at someone -
5 snort at someone
snort at someone -
6 snort
n. gesnuif--------v. snuiven; snuivend uitdrukken; snurkensnort1[ sno:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gesnuif♦voorbeelden:————————snort21 snuiven♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 jump
n. sprong; aanloop; huppel; spronglengte; korte reis; plotseling opschrikken--------v. springen; opschrikken; aanloop nemen; huppelen; even wegbrengen; weggaan, vluchten; met kracht pakken; eruit latenjump1[ dzjump] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:by jumps • sprongsgewijze————————jump23 opspringen ⇒ opschrikken, een schok krijgen♦voorbeelden:he jumped at him • hij sprong op hem toejump for joy • opspringen/dansen van vreugdejump to one's feet • opspringen→ jump off jump off/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jump rope • touwtje springen -
8 jump on someone
jump on someone -
9 flame
n. vlam, vuur, hitte; geliefde, liefde--------v. (Internet) flamen, beledigende woorden schrijven over iemand; onophoudelijk en fanatiek schrijven of uitvaren over een ontzettend dom onderwerp met uitzonderlijk absurde houding en met wrok tegen een bepaalde persoon of bevolkingsgroep op het Internet;--------v. branden; aansteken; schijnen; ben; (computers-internet) verbranden, beledigen, beledigende of dreigende e-mail sturenflame1[ fleem] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 geliefde ⇒ liefde, passie♦voorbeelden:1 in flames • in vlammen, in vuur en vlamburst into flame(s) • in brand vliegenfan the flame(s) • het vuur(tje)/de passie/liefde aanwakkeren————————flame2〈 werkwoord〉2 schitteren ⇒ gloeien, blozen♦voorbeelden: -
10 scold
n. kijven; bekijven, een standje geven; feeks--------v. berispen; standje geven; uitschelden; beschimpenscold1[ skoold] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————scold2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский